Amerika – Portugal: de verschillen zijn enorm

Ans en ik wonen nu zeven maanden in Tomar. Aan de rand van de stad, in een flat van waaruit we uitkijken over de rode daken van meest witgepleisterde huizen in de richting van oud-Tomar met daarboven het magnifieke kasteel en het convent. Een flat nog geen tien jaar oud – comfortabel, ruim, licht en luchtig en gehuurd voor een in onze ogen belachelijk lage prijs.

Maar, waarom zouden wij in mooi landelijk Portugal twee-hoog in een flat willen wonen?

Ons leven liep, en loopt, via andere dan doorsnee-paden. Drie-en-twintig jaar geleden vertrokken wij, toen 50 en 42 jaar oud, uit Nederland. We emigreerden naar de Verenigde Staten. Daar “verbrasten” we al onze spaargelden binnen vijf jaar van nietsnutten “on the road”. We verkenden alle staten ten westen van de Mississippi – kampeerden, verbleven in motelletjes, huurden hutten en huizen soms voor een paar dagen, dan weer voor maanden achtereen zoals in Tucson, Arizona; Carmel, California; Vancouver Island, Canada; Matfield Green, Kansas; en Abiquiu,New Mexico. In Abiquiu kwam de bodem van onze spaarpot in zicht en bleven we vervolgens twaalf jaar hangen. In de magnifieke “red rock country” van de hoge woestijn, op 2.500 m hoogte, begonnen we een succesvolle galerie voor hedendaagse kunst en bouwden we uiteindelijk ons zelf-ontworpen huis op een eenzaam stuk land dat voor 80% omringd was door Carson National Forest – met “badlands”, ravijnen, bronnen en snelstromende beken, tafelbergen rondom – met pal vóór ons huis de Chama River. Paradijs. De locatie oversteeg alles wat we ooit gedroomd hadden. Geen buren in zicht. Vlees rechtstreeks van de koe en forel uit de Chama. Abiquiu is een oude Hispanic nederzetting beroemd en populair geworden door de schilderes Georgia O’Keeffe, wier huis en studio veel internationaal bezoek trok naar deze uithoek en onze galerie deed floreren.

Na twaalf jaar verkochten we het huis (net voordat de markt klapte) en vestigden we ons in een andere uithoek van de V.S., in Matfield Green, Kansas, een gehucht dat we ooit tijdens onze reizen hadden leren kennen. Daar geen woestijn, maar de laatstovergebleven “tallgrass” prairie van Amerika, met de onmetelijke graslanden van de Flint Hills. Daar eten anderhalf-miljoen kalveren zich jaarlijks vet aan het zuiverste en voedzaamste gras van de wereld onder leiding van ranchers en cowboys, geen Hollywood-types maar originele zwoegers en zweters. In dat dorp, met 45 inwoners en nog enkele tientallen levend op de verspreid liggende ranches, woonden we zeven jaar in onze efficiënt gemoderniseerde voormalige “lumberyard & hardware store” (uit 1900). Ook in deze weidse graslanden was het goed “hiken” met onze honden, in alle eenzaamheid. Een tijdje hadden we daar onze eigen paarden, in leen, grazend “aan huis”. Ook in Matfield Green begonnen we een galerie voor hedendaagse kunst, en later nog eentje en nog eentje; die werden succesrijk en leidden o.a. tot hechte samenwerking met musea. We ontdekten verrassend veel creatief talent in Kansas, meer dan we ooit verwacht hadden in het zo conservatieve hart van Amerika. In Matfield Green net als in Abiquiu trouwens organiseerden we bovendien een “artist in residence” programma waaraan o.a. de Nederlandse kunstenaars Gerco de Ruijter, Jeroen van Westen, Hendrik van Leeuwen en Risk Hazekamp deelnamen; uit Antwerpen kwam Anne Ausloos en uit Berlijn de schrijfster Tania “Caya” Witte. Hun bezoeken (doorgaans voor drie maanden) resulteerden in tentoonstellingen, installaties en presentaties in het Harwood Museum of Art in Taos, New Mexico en het Ulrich Museum of Art in Wichita, Kansas.

Na zeven jaar was het genoeg geweest. Wat er precies gebeurde, dat is nog niet duidelijk genoeg om in een paar zinnen verwoord te worden. Je zou kunnen zeggen dat wij, na tijdens een eerste bezoek in 1980 op Amerika verliefd te zijn geworden, zo verliefd dat we uiteindelijk in 1994 emigreerden, in 2015 ontdekten dat wij “were falling out of love.” Donald Trump had zich nog niet aangediend; het verkiezingscircus dat we van dichtbij meemaakten en zijn verkiezing to president dienden slechts achteraf tot de vaststelling dat we op het juiste moment waren verdwenen. In augustus 2016 arriveerden we in Lissabon met een lijstje van via het Internet gevonden landelijk gelegen koophuisjes op zak. Oh … waarom Portugal? Geen idee. Het land was ons geheel onbekend, behalve dan van een tiendaagse strandvakantie in de Algarve in het midden van de jaren ’70 toen het verkeer daar nog gedomineerd werd door paard en wagen. Na de woestijn en de prairie zagen we wel wat in een omgeving met veel rivieren en zee althans in de buurt en niet op duizenden kilometers afstand. Het eten scheen ook goed te zijn en van de wijnen hadden we hoog horen opgeven. En we zochten iets geheel anders van leefklimaat dan de V.S., ook dat. “We gaan naar Portugal,” zeiden we, en we gingen ons haastig een beetje inlezen. Dat klonk allemaal goed.

Eenmaal in Portugal werden we onmiddellijk geconfronteerd met de nationale buraucratie, dat spreekt. Met Amerika als vertrekpunt bleek alles een graadje moeilijker te verwezenlijken dan als we uit een EU- land waren gearriveerd. De import van onze Amerikaanse auto nam zeven maanden in beslag. Enzovoorts. En dan hadden we nog het geluk ons Nederlandse paspoort nooit voor het Amerikaanse ingeruild te hebben. Geen auto ter beschikking hebbend, besloten we per trein op onderzoek uit te gaan. In een kwart eeuw hadden wij geen personentrein gezien en het leek ons wel wat, op ons akkertje rondreizend en lui uit het raam kijkend. We moesten naar het noorden want hadden een paar adressen van huizen te koop aan de bovenloop van de Vézère. De trein stopte in Tomar, immers eindstation. De laatste bussen naar het noorden waren al vertrokken, dus zochten we een plek om te overnachten en daarna een restaurant om de dorst en honger te stillen. We kwamen in oud-Tomar terecht, alles beviel ons, en we zeiden tegen elkaar: waarom verder trekken? Waarom opnieuw op het land gaan wonen, we hebben landelijker gewoond dan ooit in Europa mogelijk zou zijn geweest. Laten we lekker in de stad gaan wonen. In Tomar – er zullen wel meer aardige steden en stadjes zijn, maar waarom een zoektocht beginnen? Tomar ligt bovendien mooi centraal in Portugal; daar vandaan kunnen we makkelijk het hele land ontdekken en een stuk Spanje er nog bij.

En toen vonden we ook nog binnen een dag een flat waarvan we dachten: hier houden we het prima uit. Geen honden en katten meer, geen paarden, geen eindeloze verten. “Been there, done that.” Wel: supermarkten en kleine winkeltjes plus een apotheek en een kapper en zelfs een ziekenhuis op loopafstand, waar we in Amerika een uur of meer moesten rijden om boodschappen in te slaan. Wel: zalige restaurantjes en plezierige bars bij de vleet (in de afgelegen delen van de V.S. soms ook 40 of 80 km van huis), zo veel, dat we bij welgeteld twaalf kunnen aanleggen als we eens dorstig vanuit de oude binnenstad naar huis wilden strompelen (een centrum waar we de lokalen en terrassen nauwelijks geteld kunnen krijgen). Dit stadsleven in Portugal, in grote en kleine steden en in dorpen net zo goed – de cultuur van even een espresso’tje pakken, even een glas wijn drinken met een bekende, even (nou ja, even) lekker lunchen – de kalmte van het sociaal verkeer – de menselijkheid van de bevolking – deze leefcultuur leek, en blijkt ons perfect te passen na jaren van buitenleven, ver van alles, waar we op de een of andere manier toch de pressie voelden die inherent is aan leven in de Amerikaanse samenleving. Kortom, we blijven op onze flat in Tomar – al ontdekken we meer en meer aantrekkelijke plekken om te wonen elders in Portugal. Misschien over een jaar of vijf…

Het leven is mooi in Tomar, en elders in Portugal voor zo ver we kunnen zien net zo. Dat we dit zo appreciëren komt niet in de laatste plaats omdat we die kwart-eeuw Amerika achter de rug hebben. Waren we Europees gebleven, dan was de Portugese leefcultuur dicht bij huis geweest. Nu beleven wij de verschillen als enorm. Praktisch elk detail van het dagelijks leven wijkt sterk af van waaraan we in Amerika gewend waren geraakt: smalle bochtige wegen dwars door stadjes tegenover rechtgetrokken asfalt om steden heen en stadscentra dodend; generaties overwinnende familiebedrijfjes in plaats van commerciële ketens; wijn in plaats van “ice tea” en coke’s; knusheid tegenover haastige onrust. Iets vergelijkbaars was misschien ook duidelijk geworden als we toch in Nederland, of Frankrijk, re-settled zouden zijn, maar … is beslist extra van kracht in Portugal, denken we, omdat het land en zijn bevolking pas in de laatste veertig jaar in de nieuwe tijd zijn binnen gegaan; er is een zaligmakende achterstand. Bijna overal voelt het leven nog aan als een kabbelende beek waar de bewoners, ook de minder welbedeelden, tevreden vanaf de kant toezien hoe de stroom kalm verder voert. Er zijn niet veel landen in de wereld waar dat nog van gezegd kan worden, vandaag de dag. Kortom, we voelen ons heel tevreden thuis, “at home” in Tomar.

Ton Haak, April 2017
Foto: Risk Hazekamp, Den Haag / Berlijn