Een Amerikaanse journalist schreef een tijdje geleden: “De Portugezen zijn tevreden met hun onvree en voelen zich daar op een vreemde, verlichte manier goed bij.” Anders gezegd, ze vinden het heerlijk zich bedroefd te voelen. Dezelfde Amerikaan, Eric Weiner, sprak zijn verbazing uit toen hij de onoverbrugbare verschillen tussen de Portugese en de Amerikaanse cultuur waarnam. “In Amerika is het erg belangrijk dat je gelukkig bent, of althans pretendeert gelukkig te zijn—kost wat kost. De Portugese cultuur daarentegen is uniek van melancholie.”
Verborgen schoonheid
De emoji, hoe kan het anders, een Amerikaans bedenksel, toont een grijns net zo onecht als alles in Disneyland en is net zo onecht en betekenisloos als uitdrukkingen zoals “Have a nice day.” Als je iemand in Portugal vraagt hoe zijn of haar dag is, hoef je niets anders terug te verwachten dan “Mais ou menos” oftewel “Zo-zo” of, in lamlendiger Hollands: “Nou, gaat wel, hoor…” Portugezen geven zelden een cliché antwoord, hun stem klinkt niet hol, en hun ogen stralen betrokkenheid uit in plaats van leegte. Toch, geen zorg, Portugal is geen droevig land en de Portugezen zijn allesbehalve masochisten. “De Portugezen,” schreef Weiner, “hebben de wereld heel wat te leren over verborgen schoonheid.” En jawel, vooral over droefheid.
Een blije droefheid. De Portugezen hebben er een woord voor: saudade. Een woord waar geen perfecte vertaling voor is te vinden, zoiets als het onvertaalbare Nederlandse woord “gezelligheid” dat ik aan Amerikanen probeerde uit te leggen als: het plezier om in een kleine kring van vrienden en familie zittend over van alles en nog wat te bomen, te roddelen, samen een “bakkie te doen” of een wijntje of borreltje te nuttigen, of gewoon stilletjes te zitten, ieder voor zich met eigen gedachten. Voor “gezelligheid” heb ik een hoop verklarende woorden nodig.
Saudade
Saudade is iets heel anders. Een diep verlangen naar een persoon of een plek of een ervaring, naar iets dat ooit diepe tevredenheid teweegbracht. Of een verlangen naar iets wat nooit eerder gebeurde en misschien nooit verwacht mag worden. Een gevoel van afwezigheid, van tekort, van verlies. Een groot verlangen naar iets anders dan “het nu.” Veel mensen hebben geprobeerd het begrip saudade kort uit te leggen; niemand slaagde daar echt in. Nostalgisch,ontevreden, rusteloos, bezorgd; en tegelijkertijd opgelucht én droef over die oude pijn of vroegere liefde, en blij en ook weer droef over wat nog komen zal. Pffff… wordt het allemaal te ongrijpbaar? Maar iedere Portugees weet precies waar het over gaat en heeft geen uitleg nodig; het gaat om iets dat je als vanzelf kunt delen met anderen. Een Portugese dichter schreef eens: “Je wordt uitgenodigd aan te schuiven bij mijn droefheid.” Is het daarom dat ik op Portugese pleinen meer standbeelden van dichters vind dan van manhaftige ridders-te-paard? Er kleeft inderdaad veel schoonheid aan droefheid, dus waarom zou je niet droef mogen zijn? Laten we allemaal onze droeve dagen met anderen delen! Kom daar nou maar eens bij Amerikanen om…
De “soundtrack” is fado
Luisterend naar fado wordt er ietsje meer duidelijk van wat saudade inhoudt. Echte fado gaat ver aan de stereotypen en monotonieën van volkskunst voorbij zoals die ten gehore wordt gebracht in de toeristencafé’s in Lissabon. Het is ook echt iets anders dan wat in een Engelse reisgids werd beschreven als “het geneurie van een Afghaan bij een lied van Billy Holliday.” Fado kwam 200 jaar geleden naar Portugal vanuit Brazilië, via Angola (de afbeelding bij dit artikel is het schilderij ‘O Fado’ uit 1910 van José Malhoa). Het was ooit de muziek van hoeren, zeelieden en stierenvechters, maar ook van de jonge adel. In de 19de eeuw groeide de faam onder leiding van de fado- godin Maria Severa, de maitresse van de markies De Vimiosi. Na haar overlijden ontstond er een fado etiquette: gedempt licht, de zangeres gehuld in een zwarte doek, eerbiedige toehoorders die nauwelijks een zucht slaken—want de fado is tevreden in de rouw.
In het Lissabon van onze tijd is er een andere reden voor saudade. Te veel fado café’s werden “fabrieken waar elke avond honderden toeristen doorheen worden gejaagd die, o jee, soms ook nog eens worden aangemoedigd in te haken bij zogenaamd regionale dansen.” Dit verklaarde de Portugese schrijver J. Rentes de Carvalho, die naar Nederland vluchtte tijdens de dictatuur, trouwens al in 1994 in zijn uitstekende reisgids voor echt geïnteresseerden, ‘Portugal—Een gids voor vrienden’. Hij verklaart ook dat de andere fado, die van Coimbra, niet de echte is; veelal waren het daar zangers in plaats van zangeressen en de stijl was zachter, lieflijker, vol romantiek. In Coimbra werd de student, bohémien en romantisch dichter Augusto Hilário da Costa Alves er beroemd mee als ‘O Hilário’, maar na 1920 verslapte de aandacht, op een incidentele opleving na. Niettemin, fado is nog altijd ”dé soundtrack” van Portugal. Je kunt het horen, je kunt het voelen, je móet het voelen—en je voelt je opgelucht dat je niet verplicht gelukkig hoeft te zijn. Ik weet niet meer wie het als volgt zo treffend neerschreef: “Fado geeft je toestemming je eigen schaduw eer te bewijzen.” Jawel, zo zit dat.
Het spijt me dat ik het moet zeggen, maar de buitenwijken van de grote Portugese steden zijn maar al te vaak geen broedplaatsen voor saudade . Te veel slordige hoogbouw in te goedkoop beton belemmert al gauw de opgestapelde bewoners te genieten van hun droefheid. Ook de bedevaartstad Fatima lijdt daaronder; beroerde stadsplanning heeft de oude, charmante nederzetting voor de eeuwigheid bedorven; de ongebreidelde groei stemt tot een “gewone” droefheid die van scherpe kantjes is voorzien; en het massale aanbod van religieuze kitsch helpt ook niet mee aan het vinden van een genoeglijke droefheid.
Tot over de oren verliefd
Gelukkig zit de Portugese literatuur wel vol echte saudade. Het land heeft altijd zijn schrijvers en dichters geëerd. Omdat ik het Portugees niet beheers ben ik overgeleverd aan vertalingen en gelukkig zijn die soms heel mooi. Alle droefheid van de wereld kan gevonden worden in de vijf onbeantwoorde liefdesbrieven die kort na 1760 werden geschreven door een non, Mariana Alcoforado. Haar droefheid zet een saudade in de overtreffende trap neer. Haar minnaar, de man die haar in de liefde introduceerde, was een Franse officier die haar vier prachtige nachten bezorgde alsvorens met de noorderzon te vertrekken. Van hem werd nooit meer iets vernomen. Mariana’s ‘Lettres Portugaises’ (de vertaling uit het Frans, de communicatietaal van toen, in het Engels is van Guido Waltman) inspireerde Elizabeth Barring Bowman tot het schrijven van ‘Sonnets from the Portuguese’ (vroeg in de 19de eeuw) en Rainer Maria Rilke tot een vertaling in het Duits (in 1913).
De brieven werden beschreven als tonend “een opmerkelijk scherp psychologisch inzicht in de gedachten- en belevingswereld van een tot over de oren verliefde vrouw die probeert haar aan hysterie grenzende passie te beheersen.” Een kort door mij vrij vertaald citaat uit de Engelstalige uitgave: “… Ik beloof jou dat ik je niet zal haten. Ik ben niet boos. Ik wantrouw gevoelens van kwaadheid omdat die te snel in haat veranderen. Ik weet zeker dat ik hier ten lande best nog een veel trouwere amant kan vinden die mijn wederliefde meer waard is dan jij. Maar wie kan mij nog liefde schenken? Kan de passie van een ander dan jij nog bezit van mij nemen? Had mijn passie enig effect op jou? Zou ik niet moeten beseffen dat een hart dat geraakt is nooit degene zal vergeten die het introduceerde tot emoties die tot dan onvoorstelbaar waren, maar waartoe het plotseling in staat bleek te zijn? Dat al die emoties verbonden blijven aan het idool dat ze heeft gecreërd?” Enzovoorts. Mariana’s saudade lijkt eerder een verpletterende dan een genoeglijk knagende droefheid. Toch, er is niets dat haar hart méér behaagt, zo klinkt het, dan de herinnering aan het lijden teweeg gebracht door die ondankbare amant. Dat schijnt de luitenant Noël Bouton de Chamilly te zijn geweest die aan de zijde van de Portugezen vocht in hun oorlog tegen Spanje. De schuinsmarcherende schooier…
Ton Haak, 2017
Foto: José Malhoa – O Fado. Bron: wikipedia