Drie-kwart jaar woon ik nu in Portugal en heel wat van het centrale deel van het land heb ik goed verkend. Ribatejo, Estremadura, Alto Alentejo, en een stukje Beira Baixa. Ik blijf genoeglijk verbaasd staan over wat het land te bieden heeft, op allerlei gebied, en zeker datgene dat herinnert aan de historie. Die is, dat weet iedereen die van het land houdt, zo enorm rijk en zo alom aanwezig dat het binnen de kortste tijd vanzelfsprekend wordt links en rechts tegen kastelen uit 1100, kloosters uit 1300 of 1600, en huizen uit alle eeuwen daarna aan te lopen.
Nieuwsgierigheid en lef
Langzamerhand wil ik wel iets meer van dat rijke verleden weten. Ik duik daarom in ‘From Dawn to Decadence—1500 to the Present’, waarin de vermaarde Frans-Amerikaanse historicus Jacques Barzun zo’n 500 jaar van westers cultureel leven uitvoerig beschrijft. Kunst, filosofie, economie, sociale omstandigheden, revoluties, literatuur, politiek, architectuur—alles komt aan de orde. Maar, hoe ik ook zoek, ik kom nauwelijks iets over Portugal of een Portugees tegen. Het is alsof daar na 1500 niets van betekenis gebeurd is; alsof niemand daar, al schitterend aan het firmament, een bijzondere bijdrage aan de ontwikkeling van de westerse wereld heeft geleverd.
Ik weet donders goed: vóór 1500 was dat anders. Toen was Portugal dé wereldmacht, de scheepsbouwer-van-jewelste, de zee-navigator zonder weerga, de bouwer van forten en kastelen en rijke kerken en kloosters. Alles was goud wat er blonk dankzij de ontdekkingen van tot dan onbekende werelddelen en de vestiging van wereldwijde handelsposten. De Canarische Eilanden werden al in 1336 veroverd. Daarna volgden, in hoog tempo, Ceuta (Marokko), Madeira, de Azoren. Al in 1425 werd de Sargossazee bevaren. Cabo Verde werd bezet. Nog een deel van Marokko werd toegeëigend. Benin evenzo. Voor het eerst werd wat nu Kaap de Goede Hoop is, gerond – door Portugese navigatie-keien. Ethiopië werd ontdekt. Labrador, in 1492. Brazilië natuurlijk. India. Newfoundland. Sumatra. De Molukken. Malakka, China. Macau. De Filippijnen. Bombay werd Portugees. Goa. In 1543 kwamen de Portugezen in Japan aan; in Nagasaki werd een handelspost gevestigd. Ik zal nog wel wat vergeten zijn, want de lijst is lang en indrukwekkend. Tussendoor ontdekte Fernão de Magalhäes nog even de zeeroute rond Zuid-Amerika. Zoveel kennis, vakmanschap, zeemanschap, ervaring, lef, nieuwsgierigheid. Waarom werd het dan na 1500 stil rond Portugal?
Landje-veroveren
Zo kom ik niet verder. Ik duik daarom in andere literatuur en het eerste dat ik, bij toeval, wijzer word is de historische relatie van Portugal met Nederland. Aha. Ik zie dat Portugal na de halve wereld ontdekt te hebben een tijd door Spanje (Alva!) werd “overgenomen” en onderdrukt, hetzelfde Spanje dat onder dezelfde Alva in die tijd met de Nederlanden een Tachtigjarige strijd kreeg te voeren. En ik ontdek dat de Nederlanders de kans te baat namen om de Spaanse tegenstander elders aan te pakken, namelijk in diens mét de heerschappij over Portugal verworven Portugese koloniën. Eerst werd een stuk van West-Afrika buitgemaakt. De Molukken volgden, Mozambique idem. Ceylon, de Portugese nederzettingen in Japan en zelfs de halve kolonie in Brazilië. Een stuk van Senegal. In nog geen 50 jaar verloor het Groot-Iberisch rijk de hegemonie over de meeste van zijn trotse koloniën aan de Nederlanden. En zo konden de Nederlanders vrolijk hun eigen Gouden Eeuw binnenmarcheren. Ten koste van Portugal. Het land van de originele ontdekkers “had z’n tijd gehad.”
Toen eenmaal de Spanjaarden uit Portugal waren verdreven, in 1640, leverden de Nederlanders nog een tijdje oorlog met de Portugezen zelf; ze hadden blijkbaar de smaak van landje-veroveren te pakken. Een ander stuk van Brazilië werd toegeëigend. São Tomé en Angola werden ingepikt. Eerst in 1661 kwam er vrede tot stand, mede dankzij de diplomatieke diensten die werden verleend door de Portugese dichter en Jesuitenpater António Vieira, die daarvoor naar Den Haag en Amsterdam reisde. Bij de vrede werd, zo zou je kunnen zeggen, de koloniale buit verdeeld; beide landen bleven koloniale heersers al hadden ze nu de sterk opkomende Engelsen om ernstig rekening mee te houden.
Terend op het verleden
Portugal begon langzaamaan tot rust te komen en werd daarbij een handje geholpen door goud- en diamantvondsten in Bahia. Helemaal terug aan de wereldtop kwam het land nooit meer; de meeste koloniale bezittingen gingen na een tijdje teloor, goedschiks of kwaadschiks. Terend op de ooit verworven schatten wisten de adel, de kerk en de reeks van koningen die volgden nog wel goede sier te maken en veel rijkdom tentoon te spreiden, zie vandaag nog hun paleizen en fabelachtige villa’s en landgoeden, en bedenk bijvoorbeeld dat er in het Lissabon van toen meer dan 400 goudsmeden aan het werk werden gehouden. Maar als natie zakte Portugal langzaam weg; men kreeg revoluties te verwerken, koningsmoord, een krankzinnig geworden koningin, een Franse bezetting in de tijd van Napoleon, generaals-coups en uiteindelijk, tot 1974, een fascistische dictatuur. Tegen die tijd was “de buit” van weleer grotendeels opgesoupeerd. Ik moet concluderen, dat Portugal anders dan Nederland al vroeg last had van de in onze tijd zoveel mondiale aandacht trekkende omstandigheid dat rijk : arm in een verhouding staat van 1 : 99, oftewel in géén verhouding. De 1% van Portugal hebben door de eeuwen heen op hartvochtige wijze de rest van de bevolking van progressie afgehouden. Pas na 1974 kreeg “het lagere volk” de kans aan de armoede te ontsnappen en kon de tot dan kleine Portugese middenklasse zich uitbreiden.
Portugese Shakespeare
Intussen gebeurde er heus wel iets in Portugal, al heeft het land, het merendeel van de laatste 500 jaar in relatieve afzondering levend, volgens Barzun dus weinig aan de westerse verlichte cultuur bijgedragen. Er werd fenomenale architectuur gerealiseerd, jawel; de Portugese gezagshebbers hebben de moeder der kunsten altijd een warm hart toegedragen. En er stonden schrijvers en dichters van formaat op, denkers van niveau. Dat die slechts op beperkte schaal, of helemaal geen aandacht kregen elders in de wereld kwam misschien door de weinig toegankelijke Portugese taal maar zeker ook door de allesbeheersende macht en betekenis van de kerk van Rome; invloeden van buitenaf werden doortastend geweerd. Mag ik een paar namen van uitzonderingen noemen van na 500? Gil Vincente, een onafhankelijke geest, dichter en schrijver van meer dan 40 toneelstukken waarin sarcasme en realisme gepaard werden aan lyriek – ik heb hem laatst nog als “de Portugese Skakespeare” horen kwalificeren. Lijnrecht tegenover diens cynische humor stond de grondlegger van de estilo novo, Francisco de Miranda, die het materialisme van zijn tijdgenoten (in de 16de eeuw) veroordeelde en in zijn geschriften heel melancholiek blijk gaf te kampen met de tegenstelling tussen zinnelijkheid en de menselijke wil. Was hij degene die de Portugezen bewust maakte van de saudade? Belangrijker was de dichter wiens naam we tot op de dag van vandaag op duizend straatnaambordjes tegenkomen, Luis de Camões; diens werk bezong de liefde en de tweedracht in de wereld op zo’n perfecte manier, dat hij beter nog dan Vincente de vergelijking met Shakespeare doorstaat.
Dan zijn er Pinto, de Sousa, de al genoemde António Vieira, de Melo, Elísio, Verney, Herculano (een 19de eeuwse nieuwe liberaal die tot heden populair gebleven boeken schreef), Castelo Branco (een opstandige geest die 286 titels schreef, waaronder het vermaarde ‘Amor de Perdição’), Ramalho Ortigão (schrijver van ‘A Hollanda’ dat in het Nederlands werd vertaal als ‘Holland 1883’; ik moet het nog te pakken zien te krijgen). En zo zijn er meer: Ferreira de Castro (schrijver van het maatschappij-kritische ‘Emigrantes’), Ribeiro (die tegen de sociale uitbuiting schreef), Pessoa, de Queiroz, en Saramago. Het Portugal van na 1500 was niet dood, het was in veel opzichten springlevend; zij het dat vernieuwend denken en verjongend geestelijk leven maar al te vaak weinig kansen kregen. Dat, en de moeilijk toegankelijke taal, drukte de natie weg naar de vergeethoek.
Buitengewest?
En hoe staat het er in 2017 voor met Portugal? Ik ga weer op zoek, ditmaal in de media van vandaag om te ontdekken hoe Portugal of Portugezen worden beschreven. Ik kies de diepergravende publicaties voor mijn speurtocht – van de populaire media weten we het allemaal wel: daar is het vooral Portugal vakantieland, Portugal wijnland, Portugal voetballand; en vroeger kwam de koloniale oorlog in Afrika dik in het nieuws, dat spreekt. O ja, nu is er een Portugees aan het hoofd van de Verenigde Naties. Ik probeer te ontdekken welke betekenis werd en wordt gehecht aan de Portugese cultuur en leefstijl en zoek in de archieven van o.a. The New York Times, The New Yorker, The Guardian, Le Monde, The London Review, en ook in een paar historische werken en gespecialiseerde media. Wat mij duidelijk wordt is dat Portugal ontzettend weinig diepgaande aandacht kreeg en krijgt. Het lijkt verdomme wel of ook in onze tijd achtergrondinformatie over deze natie niet belangrijk wordt geacht. Portugal, ooit de ontdekker van de wereld, bezitter van een enorm cultureel erfgoed, lijkt een buitengewest te zijn van de EU. Als ik Portugal intoets komt mijn zoekmachine telkens weer terug met: “niets te vinden” – werd er dan nooit een zinvol woord over land en volk geschreven? Enkel als ik specifiek zoek naar hedendaagse filmers, ontwerpers, architecten, componisten en dergelijken heb ik succes. Over de totale periode ruwweg van 1500 – eind 2000 blijft een Portugese bijdrage aan de ontwikkeling van de westerse wereld echter goeddeels verborgen. Ik kom daar nog wel ‘ns op terug.
Want… kijk, er was in Portugal ooit wel ene Pombal, de markies wiens beeltenaar veel pleinen siert en wiens naam in geen Portugese stad op straatnaamborden ontbreekt. En die wist maar even veertig jaar vóór de Fransen aan hun revolutie begonnen de macht te breken van de clerus en het einde in zicht te brengen van het Portugese obscurantisme. Dat feit kreeg maar weinig aandacht elders. Helaas was niet alles wat Pombal nastreefde even benevolent; zijn naam staat behalve voor staatsmanschap ook voor onderdrukking.
Een en ander betekent niet dat ik verveeld of teleurgesteld rondwandel in dit “buitengewest” van de westerse beschaving. Ik heb eerder met enthousiasme over de Portugese samenleving, die van nu, geschreven. Wij Nederlandse expats mogen blij zijn: de Portugezen blijken het ons niet kwalijk te nemen dat zij door ons van de helft van hun bezittingen werden beroofd (waarschijnlijk beseffen ze dat de rijkdommen daarvan toch niet het volk ten goede zouden zijn gekomen, doch enkel de machthebbers, de adel, de landeigenaren). Wij Hollanders hebben het maar goed in dit voor ons door zoveel schoonheid rijkbedeelde en behaaglijke landje, omringd door hardwerkende, vriendelijke Portugezen. Het stelt ons in staat veel tijd te besteden aan weinig doen, en dat is volgens recent medisch-sociaal onderzoek erg gezond.
Ton Haak, April 2017
Illustratie: Praça Luis de Camões in Lissabon, Guy MOLL