Ik schrijf dit verhaal niet vanwege de Wild-West-romantiek. Ik schrijf het om aan te geven hoe groot vandaag de dag de culturele verschillen tussen (het noorden) van New Mexico en de rest van de Verenigde Staten nog zijn. Dat heeft nadelen – het heeft ook enorme voordelen. Ik zou met niemand in de meer geciviliseerde staten van de V.S. willen ruilen; want in het dagelijks leven ervaar ik weinig negatieve invloeden van de primitiviteit van de Hispanic samenleving; integendeel, er gaat grote charme van uit, er zijn ook veel prachtige mensen, er zijn waardevolle tradities in overvloed. Teneinde te bewijzen dat ik de primitiviteit niet uit mijn duim zuig om indruk te maken -zo van, kijk mij eens een avontuurlijk leven leiden temidden van die wilden- leun ik dit keer behalve op eigen waarnemingen en gesprekken ook op de respectabele Chicago Tribune, die een journalist stuurde om eens een kijkje in de laatste restanten van Het Wilde Westen te nemen.
Vanuit Abiquiu naar het westen rijdend, uit de riviervallei klimmend via Trujillo Hill, openbaart zich eerst het enorme basin van de Piedra Lumbre, de “Valley of Shining Stone.” Linksaf Highway 96 op, langs het spiegelende meer. Over de nauwe aarden reservoir-dam. Aan de afslag naar Canones voorbij. Een bocht naar links, eentje naar rechts, en de afdaling begint naar een kom in de hoge woestijn die door God’s eigen hand gevormd lijkt te zijn. Het landschap wordt nog weidser, met links de glooiende vlakte die overgaat in de bijna 10.000 voet hoge Cerro Pedernal met zijn onvergetelijke silhouet van vulkaan, en rechts de door mesa’s onderbroken leegte eindigend onderaan de vuurrode rotswanden die als van Mars gezonden wachters de Chama River Wilderness afsluiten. Dertig kilometer van Abiquiu gaat de weg door het eerste gehucht, Youngsville. Tien kilometer verderop dient het dorpje Coyote zich aan. Een benzinepomp tegelijk “general store,” Coyote Crossing genaamd, een duistere bar, en drie-, vierhonderd inwoners die de vallei bevolken waar ooit lndiaanse roversstammen en Spaanse dragonders elkaar bestreden.
Coyote is zoals Het Wilde Westen door Hollywood in oude westerns werd uitgebeeld. Rode, scherp gelijnde tafelbergen gaan over in hoog bergland, kleine veeboeren fokken slachtvee en hoeden schapen, het zuinige verkeer werpt het stof hoog op, en de slaperige sfeer lijkt door niets en niemand verstoord te kunnen worden. Of bedriegt de schijn, en gaat er achter de luie stilte toch een samenleving schuil die zelfs om niets in beroering weet te komen? De Chicago Tribune vindt van wel en beschrijft deze markant gesitueerde nederzetting als “a town without pity.”
Outlaws
Op een warme julimiddag lijkt Coyote uitgestorven, met zelfs Coyote Crossing gesloten. Iedereen is op de begraafplaats op de mesa boven het oude, van adobe stenen gebouwde kerkje. Bobby Salazar wordt begraven. De vrouwen snikken, de mannen houden hun strooien cowboyhoed devoot voor de borst, Bobby’s vriendjes schoppen grammig tegen kiezels. Bobby, net zestien, is door kogels gedood tijdens een dispuut over een flesje bier van het soort dat nauwelijks de kwalificatie bier verdient, Bud Light, bocht, paardepis waar een net paard zich voor zou schamen.
Fernando Madrid, negentien, vertelt zonder iets van emotie te tonen hoe het kwam. “Het was heet, we hadden niks te doen, dus gingen Bobby en ik de bergen in. We stopten bij een bron en legden ons bier in de stroom om te koelen voordat we verder reden. Toen we drie kwartier later terugkwamen, stond er een pick-up truck bij de bron en lagen een man en een vrouw in het gras te vozen. Bobby viste het bier uit het water op – het waren geen zes maar vijf flesjes. Dus, terwijl ik wegreed, pakte Bobby zijn jachtgeweer en schoot ie op het koppel.”
Het koppel, dat waren Archie Maestas en zijn vrouw. Archie hees zijn broek op en rende naar zijn truck, greep zijn eigen jachtgeweer en loste een paar schoten op Fernando’s auto. Tenminste eentje ging door de achterruit en raakte Bobby Salazar in het hoofd. “Ik wist meteen dat Bobby dood was,” zegt Fernando. “Bloed en hersenen door mijn hele auto, ik was verdomme uren bezig om ‘m schoon te krijgen.”
Dood door geweld, vaak veroorzaakt door drankgebruik (en tegenwoordig ook drugsgebruik), niet zelden enkel vanwege oud zeer, of om niks zoals een flesje bier, is niets om je over op te winden in Coyote. Snikkende vrouwen, flegmatieke mannen, “God heeft het zo gewild” als enig commentaar. Dat gaat al meer dan honderd jaar zo. Het gaf Coyote de naam van “ruwste dorp in het westen.”
“Wij regelen onze zaakjes zelf,” zegt Rudy Valdez. Ooit probeerde de New Mexico State Police orde te brengen in het dorp. De politieman die in Coyote werd gestationeerd, werd ergens langs de weg om het leven gebracht. De volgende agent die naar Coyote werd gestuurd, vond zijn huis afgebrand en nam liever ontslag. Sindsdien zit het dorp zonder politie, die enkel in noodgevallen en wanneer door inwoners expliciet om hulp gevraagd, komt opdagen.
De Chicago Tribune: “De wetteloosheid geldt niet enkel voor Coyote, maar voor meer afgelegen dorpen en gehuchten in New Mexico’s Rio Arriba County. Canjilon, Vallecitos, Las Trampas, ze liggen afgelegen in de woestijn of hoog in de bergen. Men leefde daar altijd al geïsoleerd. Tijdens de Spaanse bezetting, het Mexicaanse tijdperk, de Amerikaanse Burgeroorlog, de depressie en de twee wereldoorlogen veranderde er niets. Pas in de laatste tien, twintig jaar is de situatie iets gewijzigd, al is het merendeel van de bevolking nog afhankelijk van veeteelt, jacht, visvangst en klussen, ‘odd jobs’. Men spreekt gebrekkig Engels, en het Spaans dat de ‘eigen’ taal is, lijkt in niets op het hedendaags Spaans van Spanje – het is de nergens in de wereld nog gevoerde 16de-eeuwse, intussen dode, Spaanse taal.”
Coyote als vage dorpsgemeenschap ontstond in 1869. Tot dan was het gebied slechts heel dun bevolkt door meest uitgestoten leden van de lndiaanse stammen uit het noorden, de Ute en de Jicarilla Apache, en een paar Navajo’s uit het westen. De eerste geregistreerde inwoners waren Hispanics die elders, ook in het nauwelijks geciviliseerder Abiquiu, als uitschot werden beschouwd en die “coyotes” werden genoemd vanwege hun gemengd lndiaansMexicaanse bloed. Dat is één uitleg, want anderen zeggen dat de dorpsnaam is ontleend aan de in zo ruime mate aanwezige prairiewolven. Vandaag de dag wonen er in de wijde omgeving enkele tientallen Anglo-Amerikanen, nieuwkomers die niet zelden Coyote als postadres voeren omdat dat zoveel interessanter klinkt dan Youngsville of Gallina.
Familievetes
Vechters waren ze altijd, de bewoners van Coyote. Eerst bouwden ze een muur rond hun dorp om zich beter tegen de rovende Apachebendes, op zoek naar voedsel en verhandelbare slaven, te kunnen verdedigen. In het begin van de 20ste eeuw verdwenen de Apaches van het strijdtoneel en werd Coyote de schuilplaats voor de “Mano Negra,” een Hispanic bende die Coyote meer dan dertig jaar regeerde. Als de bevolking niet tegen het klimaat vocht, tegen de droogte, tegen zomerse hagelstormen, tegen incidentele sneeuwval van een meter hoog, dan vocht men wel onderling. Door de jaren heen ontstonden onuitroeibare familievetes, waarom weet niemand meer, maar dat is nog geen reden om ze anno 2006 te beëindigen.
In 1967 schaarden de bewoners van Coyote zich achter de opstandelingen van elders in Rio Arriba County die de federale regering en de staat New Mexico gewapend bevochten. Het ging om de eigendom van het land en het onrecht door de Anglo’s aangedaan. Die hadden immers bij de overname door de Verenigde Staten van Mexico, van het gebied ten noorden van de Rio Grande, praktisch al het land in bezit genomen, zonder met de door de Mexicaanse regering overeengekomen verdeling onder de oorspronkelijke bevolking rekening te houden. De Hispanics voelden zich bestolen; hun nazaten zijn dezelfde mening toegedaan.
Op 3 juni 1967 liep de emmer over. De opstandelingen, verenigd in de “Alianza Federal de las Mercedes,” waren eerder opgemarcheerd naar de hoofdstad van de staat, Santa Fe. Hun leider, Reies Lopez Tijerina, een ex-evangelist die “King Tiger” werd genoemd, had zelfs een reis naar Washington D.C. ondernomen. Allemaal vergeefse moeite. Daarom werd op die hete junidag in Coyote tot directe actie besloten. De overheid had de bui zien aankomen en openbare aanklager Antonio Sanchez gaf de State Police opdracht de verzamelde opstandelingen te arresteren. Een aantal belandde in de cel; anderen, onder wie Tijerina, ontsnapten.
Twee dagen later reed een klein konvooi uit Coyote weg met in de pick-up truckjes circa twintig zwaarbewapende leden van de Alianza. Tachtig kilometer naar het noorden werd in de hoofdstad van Rio Arriba County (met vierhonderd zielen) de rechtbank bezet. Tijdens een twee uur durend vuurgevecht werden een politieman en een gevangenisbewaarder neergeschoten; andere agenten werden mishandeld; een journalist en een deputy sheriff werden gegijzeld. Tanks rukten op naar Tierra Amarilla om de rechtbank te ontzetten, “tweehonderd militaire voertuigen, driehonderd-vijftig soldaten van de National Guard, artillerie, tientallen politiemannen, en de helft van alle staatshotemetoten uit Santa Fe,” herinnert men zich. De opstandelingen ontsnapten en verdwenen met hun gegijzelden de bergen in. Ze hielden zich verborgen in de immense Chama River Wilderness en werden eerst drie weken later in Coyote aangetroffen. Daar werd het twintigtal, met inbegrip van Tijerina en de jonge Moises Morales (nu gedeputeerde van Rio Arriba County en naar het schijnt althans ietsje minder corrupt dan zijn collega’s), gearresteerd. Niemand werd veroordeeld – de betekenis van de Alianza in het noorden van New Mexico was te groot, hun doeleinden te populair, dat de staat een serieuze rechtszaak aandurfde.
Er viel nog een slachtoffer. Gevangenisbewaarder Eulogio Salazar, in het gezicht geschoten, had Tijerina geïdentificeerd als de dader en klaagde hem aan. Het duurde slechts een paar dagen voordat het tot moes geslagen lichaam van Salazar ergens langs een bergweg werd aangetroffen. Die kon niet meer getuigen.
De opstandelingen werden volkshelden. Maar bereikt hadden ze niets, aan de landeigendom werd niet getornd, de federale regering bleef de macht houden over de National Forests. Men trok zich in zijn dorpen terug, Tijerina in Coyote, waar hij een afscheidingsbeweging in het leven riep, de “Nation of San Joaquin.”
Deze van de V.S. onafhankelijke staat zou niet gehoorzamen aan de regels van de Forest Service en zou de wetteloosheid van Het Wilde Westen in ere herstellen – men zou een natie vormen waar de New Mexico State Police niet zou wagen zich te vertonen. De onafhankelijke natie kwam er niet, maar verder werden Tijerina’s wensen wel degelijk gerealiseerd. Wetteloosheid staat tot op de dag van vandaag hoog in het vaandel van de Hispanics van Coyote geschreven.
Deme venganza
Sinds 1967 is er veel en eigenlijk ook niets in Coyote veranderd. Van overheidswege werd meer aandacht aan deze bijzondere regio besteed; tal van sociale voorzieningen werden in het leven geroepen; scholing werd verbeterd; banen werden gecreëerd, in de wegenbouw, de bosbouw. Werkgelegenheid boden ook de atoomlaboratoria in Los Alamos, een heel eind gaans maar goed betalend. Televisie deed z’n intree. De Engelse taal werd iets meer gemeen goed. En in de laatste twintig jaar, met name sinds het begin van de ‘negentiger jaren, kwamen er meer Anglo-Amerikanen naar de “high desert” en met hun komst groeide de vraag naar landontginners, constructeurs, ambachtslieden, klusjesmannen, huishoudelijke hulpen, verpleegkundigen. Ongemerkt veranderde althans een deel van de Hispanic bevolking; men ging betere woonomstandigheden nastreven; sommigen stuurden zelfs hun kinderen naar de universiteit. En de kinderen begonnen weg te trekken, naar de steden, naar andere staten.
Andere Hispanics bleven juist in hun stilstand volharden. Anglo’s moesten geweerd worden. Werken voor Anglo’s was uit den boze, en als je het deed, dan kleedde je hen flink uit. Of je vertelde je neven hoe en wanneer in te breken. En wat hadden de kinderen op school te zoeken? De goedwillende Anglo-docenten werd het leven onmogelijk gemaakt – ouders gaven hun kinderen opdracht tot vergaande pesterijen. Onze vriendin Jay Buros, pedagoge van de Oostkust, auteur van verhandelingen over pedagogie, hier opnieuw voor de klas staand omdat educatie haar lust en haar leven is, vertelt hoe jongetjes van zes jaar haar dag in dag uit letterlijk tegen de schenen schopten, daartoe door hun ouders aangemoedigd. Geen gesprek bleek met deze Hispanics mogelijk.
Hun taal bleef het oude Spaans. Zij bleven Tijerina trouw, kozen hun eigen “sheriff” en “gemeenteraad,” en verklaarden de oorlog aan alle buitenstaanders, overheden net zo goed als nieuwkomers. Toen de Forest Service net buiten Coyote een post opende, werd daar elke maand ingebroken, werden er jaren achtereen vernielingen aangericht. Toen de eerste Anglo’s kwamen, werden hun huizen en auto’s in brand gestoken. Op politie-agenten werd geschoten; de rondreizende katholieke priester die ook de kerkgangers in Coyote bediende, werd met wantrouwen bejegend.
Maar men doodde vooral elkaar. Met steeds minder kansen om kritiek, en vat, op buitenstaanders te hebben, die voor een medisch kliniekje zorgden, voor een middelbare school in het volgende dorp, Gallina, en zelfs voor een postkantoortje – allemaal zaken die men niet kon vatten maar ook niet kon neerschieten begon het wrokkige deel van de bevolking zijn onvrede op elkaar uit te leven. Medardo Garcia beschuldigde de vrouw van zijn broer Mateo dat zij met andere mannen flirtte. Mateo had nooit echt gewerkt; Romeria, geschoold, zocht verandering en maakte buiten Coyote carrière; en Mateo had langzamerhand een mooi minderwaardigheids-complex opgebouwd. Maar van zijn vrouw moest Medardo afblijven – de beschuldigingen aan haar adres raakten vooral Mateo. In een dronken bui gingen de broers op de vuist. Medardo greep naar zijn geweer en schoot zijn broer door het hoofd.
Medardo’s buurman, Daniel Lujan, schoot in zijn keuken tijdens een flutruzie zijn bezoekende vrienden Emilio en Sequel Ortega dood. Johnny Velasquez stak in de kroeg zijn buurman Joey Chacon overhoop. Gabe Trujillo stal twee geweren van een paar jagers, en toen die hem tot in de tuin van zijn huis achtervolgden, schoot hij beiden neer. Enzovoorts. De families Archuleta en Garcia, een eeuwenlange vete torstend, liepen elkaar op een smalle bergweg tegen het lijf en gaven elkander geen ruimte – van elke familie werden twee leden gedood. “Deme venganza,” dat was wat men in Coyote menige stervende kon horen fluisteren, “Wreek mij.”
Alleen al in de afgelopen twintig jaar verloor elk der zestig traditionele Hispanic families in Coyote tenminste een familielid door geweld. Er waren jaren met vijf onopgeloste moorden in dit gat. Nooit stonden er getuigen op, zelden werd iemand veroordeeld door de rechter in Rio Arriba County, waar iedereen familie van elkaar is. De zwaarste straf uitgedeeld voor moord was, in al die jaren, zoiets als twaalf maanden gevangenis. Enkel Modesto Martinez, die een politieman in de rug schoot, zat een paar jaar langer in de bak; hij stond terecht voor een rechtbank waar zeven van de twaalf juryleden als achternaam Martinez hadden, terwijl ooggetuige Adolph Herrera, eigenaar van Coyote Crossing, tijdens de rechtszaak zijn verklaring introk, sindsdien ruiterlijk toegevend dat hij bedreigd was door leden van de familie Martinez. Het lichte vonnis was voor de Hispanics van Coyote de bevestiging dat men met de State Police geen rekening hoefde houden.
Alle schutters lopen vrij rond. Iedereen weet van elkaar dat men gedood heeft. Siciliaanse toestanden, daar in Coyote, onder het motto: als we niet eervol kunnen leven, kunnen we toch tenminste eervol sterven. Dood door geweld is volledig geaccepteerd binnen deze diepgelovige gemeenschap waar zelfs de rondreizende priester, nog steeds, als een bedreiging van de status quo wordt gezien. In de meeste pick-up truckjes hangt wel een Jezus of Madonna aan de achteruitkijkspiegel te bungelen.
Wiens land is dit eigenlijk?
Anno 2006 gaat het allemaal ietsje gemoedelijker toe in Coyote dan vroeger. Het geweld lijkt te zijn teruggedrongen, maar is niet ver weg. De oude familievetes bestaan nog en leven af en toe geweldadig op. Nieuwkomers voelen zich een stuk veiliger, al komt aan de discussie over de eigendom van land nooit een eind.
In 1989 kochten Rob en Rebecca Thompson 10.000 acre (4.000 hectare) aan de voet van de Chama River Wilderness. Dromenland, paradijs, nooit en nimmer een buur te bekennen. Begrensd door de hartveroverende vuurrode rotsformaties, met uitzichten van hier tot ginder inclusief de magische Cerro Pedernal. Rob is een bekend televisieschrijver, -regisseur en -producer die o.a. tekent voor de populaire serie “Northern Exposure.” Hij investeerde vroegtijdig in land waar toen nog niemand naar om keek, en verkocht het vooral sinds het eind van de ‘negentiger jaren in stukken van 500 en 1.000 acre. Rob maakte dikke winst, bouwde een magnifieke Mexicaanse hacienda voor hemzelf en zijn Rebecca. Sindsdien is hij continu in processen verwikkeld. Sommige van de oude Hispanic families uit Coyote vinden dat hij op hún land woont. Het was hun familie die het in de 17de eeuw geschonken kreeg door de Spaanse Kroon, en de Anglo’s eigenden het zich onrechtmatig toe toen New Mexico bij de Verenigde Staten ging horen. Punt uit. Deze Hispanics betreden daarom het land van de Thompsons alsof het hun eigendom is.
Kathy en Mark Stockton, die een magnifieke lap land van de Thompsons kochten, troffen op een zondagmiddag een vijftal pick-up truckjes met een grote Hispanic familie ergens op hun eigendom aan; men was druk aan het picnicken, de barbecue gloeide, het bier stroomde. Wat men daar deed? Dit is óns land, was het antwoord. Dat het ooit door een familielid was verkocht, en daarna enkele malen was doorverkocht, daar had men geen boodschap aan. De sheriff werd gebeld, die natuurlijk niet kwam opdraven. Uiteindelijk gingen ook Kathy en Mark naar de rechter. Een week later werd er op hun paarden geschoten. Kathy, een jogger, loopt nooit zonder spuitbus met “mace” over haar eigen land. Ook al gaan er maanden voorbij zonder enig ongenoegen, het paradijs dat Kathy en Mark dachten verworven te hebben, heeft ietsje van de glans verloren. Hoewel, de laatste tijd gaat het beter. De rechter heeft de Hispanics te verstaan gegeven dat, als hun pesterijen niet ophouden, hij de pater familias, opa van bijna 80, als verantwoordelijke ziet en veroordeelt tot gevangenisstraf. Dat wil niemand opa aandoen. Kathy en Mark hadden het geluk -zij het eerst in hoger beroep- een begrijpende rechter te treffen en niet aan de neef van een neef overgeleverd te zijn. Anderen hebben minder geluk, of moeten tot de hoogste rechtbank dóórprocederen om hun gelijk te vinden.
Open-minded
Met sommigen van de Hispanics valt inderdaad niet te praten. Men bekijkt Anglo’s en zelfs onschuldige “Dutchies” met niet aflatend wantrouwen. Anderen, zoals Felix en Grace Valdez en hun kinderen, zijn prachtige, open mensen die voor wie open-minded aan hun deur klopt door het vuur gaan. In hun gezin wordt niet geschoten anders dan op wild, en dat enkel in de perioden dat de jacht open is. In hun gezin heerst respect voor mens, dier en natuur. In hun gezin wordt scholing van de kinderen en kleinkinderen als belangrijk gezien, en worden creatieve hobbies aangemoedigd. Hun relatie met het woestijnland is niet minder diep geworteld – maar de primitiviteit wordt door innerlijke beschaving gepolijst.
Felix en Grace hebben mij gevraagd een koper te zoeken voor een stuk van hun land. Hun uniek vertrouwen in mij, nieuwkomer, streelt mij zeer – opnieuw een bewijs dat ik in Abiquiu helemaal thuis ben. Kopers lijk ik gevonden te hebben: twee Hollanders die in Santa Fe wonen, hij grafisch ontwerper die -hoe is het mogelijk- ooit stageair was bij mijn studio Concepts in Amsterdam; en een Japans-Amerikaans kunstenaarsechtpaar oorspronkelijk uit New York State. Dan word ik opnieuw met de primitiviteit van de streek geconfronteerd. Het land van Felix en Grace, ooit door de Spaanse Kroon aan de voorvaderen geschonken, is nauwelijks geregistreerd. De familie heeft door de eeuwen heen het bezit onder kinderen en aanhang verdeeld, maar nauwelijks iets daarvan vastgelegd. Ik probeer op het kantoor van Rio Arriba County in Espanola in de landmeet-stukken te duiken – notarissen kennen we hier niet. Wat ik vind is minimaal aan informatie. Wat te doen? Eerst ga ik met Felix langs de grenzen van wat hij denkt dat zijn land is, zo’n 160 acre, 64 hectare, lopen om het te fotograferen en ruw in kaart te brengen. Dan moet ik de potentiële kopers bereid zien te vinden om het geld op tafel te leggen voor de officiële “survey.” Dan moet ik zien te achterhalen op wiens naam de “title” staat, die van Felix en Grace, of misschien toch ook van iemand anders. En dan, als alles voorspoedig verloopt, kan de koop mogelijk doorgaan. Dan zijn we misschien een jaar verder.
Het land in kwestie ligt hoog boven de vallei op heuvels en pieken en in kommen. De uitzichten zijn weldadig zo niet magnifiek, de rust is volkomen. Voordat de Hollanders en de Japans-Amerikanen er iets kunnen bouwen, moet er wel een met rotsen verstevigde zandweg gebaand worden, moeten er waterleidingen, electriciteitsleidingen en telefoonkabels naar boven worden doorgetrokken. Moet er een septictank worden ingegraven.
Maar is het eenmaal zo ver, dan is men in het bezit van een uitzonderlijk stukje wereld. Voor het relatieve schijntje van $7.000 per acre, da’s $17.500 per hectare. Kom daar in Nederland eens om.
Abiquiu, April 2006