Portugees ‘noir’

De dagen zijn voorlopig nog kort. Seizoenwisselingen die, gepaard gaand met veranderende luchten en temperaturen, mijn stemmingen beïnvloeden, drijven mij ertoe mijn aandacht te verleggen. Ik lees weer eens luchtige kost, waaronder “krimi’s”: misdaad, spionage en policiers mits die Portugal als thuisbasis hebben. Ik vind slechte complotten, ik stuit op bijna Barbara Cartland-achtige krimi-romantiek, en lees ook wel interessanter lectuur die, tussen Portugal’s literaire proza en poëzie door, best de moeite waard is. 

Onvoorspelbaarheid

Het aardige van beschrijvendemisdaad-lectuur is dat er klip en klaar melding wordt gemaakt van de couleur locale met inbegrip vanplaatselijke omstandigheden. Dat wist ik al. Want ooit nam Georges Simenon mijbij de hand tijdens speurtochten door zijn Maigret’s Parijs. En in de jaren datik de Verenigde Staten verkende, leerde ik bijvoorbeeld Indian Country (rond hetvierlandenpunt Utah, New Mexico, Arizona, Colorado) terdege kennen door de crime novels van Tony Hillerman tevolgen, soms op de voet; zo ontdekte ik veel van de Navajo en Hopi reservations. Michael McGarrity was eenperfecte gids voor grote delen van het zuid-oosten van New Mexico waar (in tiendelen) zijn hoofdpersoon Kevin Kerney de speurende ronde deed.

In Portugal concentreerde ik mij tot dusver vooral op literatuur en reisinformatie en die is rijk en gevarieerd. Nauwelijks met de Portugese taal overweg kunnend, zocht ik een weg in vertalingen. En goede krimi’s op prijs stellend, zocht ik vooral “misdaad” die mij iets over Portugal (land, volk, geschiedenis) kon leren, en die mij af en toe ook letterlijk de weg kon wijzen. Wat ik vond? Bijvoorbeeld: ‘A Small Death in Lisbon’ (1999), geschreven door een Engelsman, Robert Wilson; en ‘Ballad of Dogs’ Beach’ (Balada da Praia dos Câes) (1982), geschreven door de Portugese schrijver José Cardoso Pires. Wilson woont meestentijds in Portugal; ik las zijn boeken in de Engelse taal. En Pires (overleden in 1998) had in Engeland gewerkt en gestudeerd; ik las zijn boek vertaald in het Engels door Mary Fitton, die erin slaagde in haar vertaling de warrige onvoorspelbaarheid van het Portugees door te laten dringen, en ik weet nog steeds niet of dat nu goed of slecht was—in elk geval resulteerde het in een boek dat niet makkelijk leest.

Niet dat ‘Ballad of Dogs’ Beach’ een gemakkelijk toegankelijk boek kan zijn in de oorspronkelijke taal. Het aardige van Pires is, dat hij geen standaard-misdaadverhaal componeert. Zijn “held” is al niet standaard: inspecteur Elias Santana, een mager mannetje, begin 50, kalend, erg bijziend, wiens huidskleur de indruk geeft dat hij spijsverteringsproblemen heeft. Bijzonder kenteken: een extreem lange, gepolijste pinknagel, alsof hij gitaar speelt. Bijnaam in het politiekorps: “Kerkhof”. Elias heeft het nooit over doden of overledenen, maar duidt slachtoffers aan met de juridische term “De Cujus” afgekort van “de cujus successione agitur” wat zoiets betekent als “hij wiens erfenis aan de orde is”. Hij houdt zich altijd zorgvuldig op de achtergrond en ziet zijn speurderswerk heel bescheiden als “het ondervragen van blinden en doven.” Elias zingt als hij alleen is, melodieën uit Bizet’s ‘Carmen’, of ‘O Sole Mio’. Jaren later, hij heeft de politie verlaten, wordt hij dood aangetroffen ergens in Mozambique; hij leefde daar tussen de autochtone bevolking, “he had gone native.”

De jaren ‘zestig

Het verhaal neemt de lezer mee door het Portugal van Salazar, van Lissabon naar Elvas en andere streken langs de grens met Spanje; en reizend met de trein of over (toen nog) beroerde landwegen. Het is de jaren ‘zestig, halverwege de vorige eeuw: “3 april 1960. Een niet-geïdentificeerd lichaam is gevonden op het strand (mannelijk, lengte 1,72 m, goed-gevoed, leeftijd rond 50) om precies te zijn in de eerste duinpan, 100 m van de weg. Een menselijke knie en een elleboog staken uit het zand, de huid en het weefsel waren flink beschadigd en bedekt met vliegen. Het lichaam is voorzichtig uitgegraven; het lag op de linkerzijde en was ernstig aangetast. Geen kneuzingen zichtbaar. Kogelgat in de schedel. Geen indicaties van homosexualiteit. Wollen sokken aan de voeten; de schoenen waren verwisseld: de  rechterschoen aan de linkervoet, de linkerschoen zat rechts: dat kan wijzen op een politieke moord! Flarden van kleding lagen in de buurt, net als het weefsel door honden verscheurd.” Op het strand, tussen allerlei troep, lag ook een deel van een wervende poster: ‘Portugal! Europa’s best-bewaarde geheim. Vlieg TAP’.

Het gaat niet om een “simpele” moord: het slachtoffer is een legerofficier die in de voorafgaande december ontsnapt was uit een gevangenis in Elvas, aan de Spaanse grens, waar hij opgesloten zat in afwachting van gevonnist te worden voor zijn betrokkenheid bij een poging tot coup. Ergens valt te lezen dat hij “bloedgroep S voor Subversief” had. De roman gaat niet over gewone misdaad maar vooral over corruptie, verzet, verraad, en onderdrukking. Het boek tekent de jaren ‘zestig in Portugal, maar de lezer moet zich wel de eigenzinnige schrijfstijl van Pires eigen maken: politie-rapporten worden afgewisseld met mijmeringen, gedachtensprongen, of citaten uit de dagbladen van toen, en met beschrijvingen van concrete belevenissen, en met daar tussendoor veel citaten uit interviews met getuigen, verdachten, en andere betrokken overtreders van welke wet of welk standpunt van het dictatoriaal régime dan ook—het is de tijd van de PIDE, nietwaar. Er zit, terloops, veel werkelijke geschiedenis in het boek, zoals die over Maltès Soares die de commandant was van Salazar’s oproerpolitie, berucht vanwege zijn bruut optreden in Lissabon. Hij was absoluut gehoorzaam aan de PIDE. Tijdens de Revolutie, toen de grond hem te heet onder de voeten werd, en Lissabon bruiste van democratische opwinding, kwam deze Soares zich onderdanig aandienen bij de aanvoerders van de bevrijding, want hij zou “het verkeer in de hoofdstad wel in goede banen leiden.”

Cosmopolitisch

Robert Wilson schreef behalve ‘A Small Death in Lisbon’ (1999) ook ‘The Company of Strangers’ (2001). Beide romans hebben vooral het Lissabon van de jaren van de Tweede Wereldoorlog als toneel en zitten vol duistere Duitsers. ‘Strangers’ lijkt mij eerder geschreven dan ‘Small Death’, want is een minder volwassen verhaal over hoe Lissabon in die jaren de spionage-hoofdstad van Europa was. Het is iets teveel James Bond vermengd met Barbara Cartland en Tante Betje om echt de moeite waard te zijn, ook al geeft het soms een aardig beeld van vooral Lissabon in die dagen. Dit boek bleef mogelijk ongepubliceerd tot ‘A Small Death in Lisbon’ succes bleek te hebben; dat is een mooi-opgebouwde misdaadroman, waarin de Tweede Wereldoorlog ook een rol speelt zij het minder nadrukkelijk en dan vooral om verbindingen tussen Salazar’s Portugal en de Nazi’s uit te werken. De koehandel met wolfraamerts als ruilmiddel voor goud, dat dan op slinkse wijze in en buiten Portugal uit het zicht verdwijnt, is het schouwtoneel; als het goud in het land blijft, is het voor de financiering van ’s lands infrastructuur en het goede leven van hele generaties van enkelen. In het boek wordt soepel van de jaren ‘veertig naar de jaren ‘zestig en ‘zeventig en uiteindelijk ‘negentig gewandeld. Het verhaal zit vol “spanning en sensatie” en ook de seks is flink aanwezig. Onderwijl worden wandelingen en tochten per auto gemaakt die mij (bijna) aanleiding geven om de auteur precies na te volgen, en zo de stad (Lissabon) en het land (Cascais, Sintra, en elders) beter te leren kennen. Om daarna, ooit, het boek of passages daaruit te herlezen; als je eenmaal ter plekke bent geweest, lees je immers anders, want dan “snap” je zoveel meer.

In Wilson’s verhaal komen aardige citaten voor, zoals: “Er waren vurige fans van Cascais maar ik hoorde daar niet bij. Ooit was het een klein vissersdorp met huisjes die bijna in elkaar vielen langs steile klinkerstraatjes die bij de haven eindigden. Nu was het de nachtmerrie van een stadplanner, tenzij je zelf een van die stadsplanners was die een van de vele ontwikkelingsprojecten had goedgekeurd, want dan kon je elders in je eigen droom wonen. Het was een  toeristenstad met een autochtone bevolking van vrouwen die zich enkel in kleding hulden om te gaan shoppen, en mannen die in nachtclubs thuis waren. Het echte leven was er uit geslagen en vervangen door een internationaal cosmopolitisch gedrag dat zovelen aantrekt die over geld beschikken, plus degenen die afgunstig zijn en hun dat geld het liefst zouden afnemen.”  

Machismo

Wat een van Wilson’s karakters ergens constateert is, dat “Portugezen tenminste van buitenlanders houden; dat doen de Engelsen ook al niet. Portugezen houden enkel niet van bureaucraten. Terwijl buitenlanders enkel de pest aan Portugezen hebben als die autorijden. Buitenlandse vrouwen vooral, die haten Portugese mannen om hun gedrag als die in de gaten krijgen dat ze op de weg door een vrouw worden ingehaald. Dat zijn de enige keren dat ik machismo bij de Portugese mannen constateer.”

Een ander romanpersoon stelt: “Ik heb altijd gedacht dat als je behoefte hebt om je droevig te voelen, Lissabon dé stad voor je is.” En weer een ander zegt: “Portugezen kunnen niets anders achter zich neerzetten dan de stoel waarop ze zitten om te lunchen. Ze leven met hun historie alsof die nog steeds om hen heen plaatsvindt. Er zijn mensen in dit land die geloven dat koning Sebastião na vierhonderd jaar terugkeert om hen naar een betere toekomst te leiden.” En dan lees ik iets dat ook nu de moeite waard is terwijl het toch al in 1999 geschreven werd: “Ik keek naar buiten en huiverde van de felle zonneschijn. Het was koud, erg droog, en de wind sloeg neer vanuit het noorden. Er was nauwelijks neerslag geweest, dit jaar. Drie jaar achtereen had het gewoon geregend in november tot ik me net zo teneergeslagen voelde als een Engelsman zich altijd voelt. Dit jaar was vreemd. Geen regen. Dag in dag uit zonneschijn, een wolkloze hemel. En dat veroorzaakte niet persé vreugdegevoelens, wel het kille besef dat de aarde onherstelbaar beschadigd is.”

F, F en F

Als sfeertekenaar is Pires veruit de sterkste. Toch komt het vroegere Lissabon ook aardig uit de verf bij Wilson. In de tijd zonder bruggen over de Tejo was er een veerboot die vanaf Cais de Sodre vertrok met zelden meer dan vier auto’s en een man of zestig, zeventig aan boord. “De veerboot koerste naar Cacilhas en iedereen stond op het dek om koelte te vangen. De tocht verliep langzaam, want de veerboot had zich een veilige weg te banen door het drukke verkeer op de Tejo van vrachtschepen en lijndienstboten en allerlei laagliggende, sterke sleepboten die klandizie zochten. Zwarte rook uit de scheeps-schoorstenen vermengde zich met de mist die boven de rivier hing en brak de zonnestralen in stukken. De colonnade van het grote plein van de Praça do Comércio verdween snel achter een gaasdoek van vocht.”

In Wilson’s ‘The Company of Strangers’ lees ik nog een waarschuwing, gericht aan een zojuist in Estoril  gearriveerde Britse vrouw die lekker naar het strand wil gaan. Het is 1944. “Onze vriendelijke dictator, dr Salazar, is het er niet mee eens dat mannen en vrouwen zich half-naakt op het strand ophouden. Er is politie, een intimiderende diensttak wier taak het is de moraal in ons land hoog te houden, en die snuffelt aan de bron. Want al die vluchtelingen, weet je, die kwamen hier met hun immorele gedachten en gedragingen en onze goede dr Salazar is vastbesloten de zaak in de hand te houden. De drie Fs: Futebol, Fado, Fátima. Die moeten ons Portugezen redden van de verdorvenheden van de moderne samenleving.”

José Cardoso Pires schreef ook: ‘O Hospede de Job’ (1963) en ‘O Delfim’ (1968). Plus een vijftiental andere literaire werken van betekenis.

Robert Wilson schreef ook: een misdaadserie die zich afspeelt in Benin (over Bruce Medwin) en een voor televisie verfilmde serie die Seville als lokatie heeft (over Javier Falcón).