De hoofdstad van de 21ste eeuw

Je komt voor het eerst aan op LAX, Los Angeles International Airport. Tien tegen een dat je niet wordt teleurgesteld in je door zoveel film- en televisiebeelden gevormde hoge dan wel lage verwachtingen. Geheid dat je al je vooroordelen binnen een paar uur bevestigd ziet.

Ik stap op LAX via slurf en bagageclaim en douane naar buiten de sub-tropische warmte in en stuit op een sneeuwwitte Rolls Royce Corniche, bouwjaar 1932. De kap is neergevouwen en de wijnrode lederen bekleding glanst mat in het helle zonlicht. Wat onbetekenende smetjes op de meterslange motorkap worden zachtjes weggepoetst door een prachtig gepolijst zusje van Whoopi Goldberg, gekleed in een iets te klein zijden jurkje. Terwijl ik de shuttlebus zoek die me naar mijn hotel brengt zie ik een slungelachtig, studentikoos gebrild jongetje in jeans en T-shirt op running-shoes naar de Rolls slenteren. Rugzak aan een schouder en in zijn handen een laptop computer en een paar tennisrackets. Zijn bagage gooit ie op de passagiersstoel voorin; hijzelf springt over het portier heen op de achterbank. Zijn chauffeuse zet zich achter het stuur en voordat de Rolls zich in het verkeer heeft kunnen mengen voert de jongen een gesprek via de autotelefoon. Van de bagagekruiers die daar rondhangen hoor ik dat de jongen een whizkid is, een computerfanaat die al op zijn negentiende, vorig jaar was dat, zijn gewicht in goud waard was als aankomende king of special effects in de film- en video-industrie.

De echte Whoopi Goldberg huwt op dat ogenblik voor de zoveelste keer. De fotografen die in helicopters boven haar huis 15 kilometer ten noorden van LAX cirkelen kunnen hun opnamen niet maken omdat Whoopi op het dak met reusachtige witte letters “Fuck You” liet schilderen.

MTV-land

Als ik de volgende dag L.A. ga verkennen zie ik uit de heuvels achter Pacific Palisades een nagebouwde ‘oude’ twoseater afdalen. De kanariegele auto wordt bestuurd door een massieve gezonnebrilde man die me met zijn harde gelidtekende gelaat doet denken aan een met zijn corruptiegeld er tussenuit getrokken ex-juntalid uit Laos of daaromtrent. Naast hem praalt een Aziatische die door het goede leven iets teveel op Imelda Marcos is gaan lijken om nog beeldschoon te kunnen worden genoemd. Achter de tweezitter rijdt een verlengde zwarte Mercedes. Omdat een van de geblindeerde ramen is neergedraaid zie ik tweemaal mezelf staan in de spiegelglazen van de zonnebril van de lijfwacht. Ik knijp mezelf. Jawel, ik ben in L.A.

Ga ik ‘s avonds een bioscoopje pikken in Westwood Village aan de rand van UCLA, de University of California at Los Angeles, waan ik me in MTV-Land. Waar elders in de VS studentenwijken kleine replica’s zijn van Europese universiteitssteden – met een enkel terrasje, espresso, tweedehands boekwinkels, Beethoven via de luidsprekers en overal fietsen – is Westwood Village “collegetown re-made by Hollywood, the Greenwich Village of moneyed leisure, the Left Bank of beautiful-brute hype.”

Westwood Village, onder de rook (sic!) van Beverly Hills, Brentwood en Bel Air, moet voor trendy teenagers – Generation X worden ze hier genoemd, of ook wel bewoners van de ‘Shampoo Planet’ – zoiets zijn als de hemel. Op UCLA gaat het niet zozeer om wijsheid maar leren ze slim zijn, slim met kleding, slim met voedsel, slim met hun lichaam, slim met media. Hier begon ooit het merkenbewustzijn: “The label sells.” Hier wordt in de disco’s champagne gedronken, strawberry champagne wel te verstaan. Hier zijn de straten schoner dan in welke universiteitsstad ter wereld ook; zelfs de tweedehands winkels ontbreken.

Hier zie ik vijftienjarigen dineren. Ze spreken elkaar aan met hun volledige voornamen, Sendou-Amber en John-John, en plaatsen op beleefde toon hun bestelling bij een zestienjarige serveerster die er uitziet alsof ze op haar zeventiende tenminste een belangrijke bijrol zal spelen in een film en wier inktzwarte Porsche, buiten, als nummerbord ‘TIPS 1’ heeft. Even verderop rijdt, eveneens ongelogen, een ander blondje met wapperende haren in een rode Targa met als nummerbord ‘SEXY 1’.

Zelfs de junkfood is geen junk in Westwood Village. In de bioscopen – er zijn er twaalf met elk drie tot acht zalen waar ik film geprojecteerd zie, zo perfect zag ik het nergens – wordt Bordeaux-flavored popcorn verkocht in foyers die nagebouwde Metro-stations van Parijs zijn. Naar de film gaan is hier het toppunt van uitgaan. In deze testmarkt worden de nieuwste films van Hollywood ‘gekeurd’ en feilloos tot mondiaal succes of tot gedoemde mislukking verklaard.

In de winkels van Westwood Village gaat het soms als in de meest exclusieve disco’s van New York en Londen: er wordt slechts in beperkte mate clientèle toegelaten; de overige gegadigden staan geduldig hunkerend in lange rijen buiten hun beurt af te wachten om hun royale zakgeld uit te geven. Over een paar jaar, als ze het gemaakt hebben, zullen ze hun inkopen doen in winkels die slechts hun deuren openen na telefonische afspraak. Westwood Village is “The Silicon Valley of silly delight.” Hier, zo was me al voorspeld, koop ik T-shirts met de opdruk “When the going gets tough, the tough go shopping.”

De volgende dag wil ik bijkomen op het strand van Santa Monica maar daar vinden mijn ogen beslist geen rust. Ze worden meegesleurd door al die joggende, fietsende, rollerblade-nde strakke gebronsde of juist blankgehouden lijven om me heen zoals verderop de surfers met razend geweld worden voortgestuwd door de huizenhoge golven van de Pacific Ocean. Iets zuidelijker in dezelfde oceaan staan, niet zo ver uit de kust, olieboortorens. Ze zijn pastelkleurig geschilderd en hun silhouet wordt getekend door gigantische namaak-palmbomen. Het blijven booreilanden maar vanaf het strand ziet het er allemaal heel romantisch uit.

Nieuwe ontdekkingen

Cliché, cliché. Kitsch, superkitsch. Extravaganza, klatergoud. Het kost geen enkele moeite opnieuw iets dergelijks te beleven en soortgelijke waarnemingen te doen als ik een tweede, derde, vierde keer Los Angeles aandoe. L.A. is en blijft een vreemde met geen andere stad vergelijkbare, opwindend extraverte, schreeuwerig optimistische, vulgair naieve, schaamteloos oppervlakkige samenleving – en als ik me een beetje wilt amuseren doe ik er goed aan dat te accepteren en me met overgave in het freeway-verkeer te storten om alle aspecten ervan te ontdekken.

De eerste nieuwe ontdekking die ik onderweg in ‘Autotopia’  doe is dat ik, alle dramatische berichten ten spijt, me frank en vrij in en om L.A. kan bewegen. De wegen en straten laten me alle ruimte en ik bevind me temidden van automobilisten die als nergens ter wereld de kunst van het ontspannen chaufferen verstaan. Toegegeven, in de spitsuren is het op sommige freeways overvol maar ik doe dan als veel anderen, kies een van de vele brede boulevards en ‘brei’ een route dwars door de stad – “I’m going surface,” zoals de Angelinos zeggen.

De tweede ontdekking. Het is vooral het westelijk deel van L.A. waar men meer dromen per hoofd van de bevolking heeft dan elders op aarde en daarvoor ongeremd uitkomt ook. ‘Dreamland’, ‘Lalaland’, ‘Tinseltown’ is met name de brede strook aan weerszijden van de bijna 30 km lange Wilshire Boulevard (ook wel ‘Croissant Canyon’ genoemd) die in Downtown L.A. begint en in het westen op het strand van de Pacific eindigt. Wijken van L.A. zoals Hollywood, Bel Air, Brentwood en Venice horen er bij maar ook een aantal aangrenzende zelfstandige steden: Beverly Hills, Santa Monica, naar het noorden aan de kust Malibu, naar het zuiden de kustplaatsen Manhattan Beach, Redondo Beach, Palos Verdes en zelfs heel zuidelijk Laguna Beach.

De rest van L.A. is wat bedaagder, wat burgerlijker. De rest, dat is het overige deel van de stad Los Angeles inclusief de Santa Monica Mountains en de enorme San Fernando Valley aan de noordkant daarvan; aantal inwoners 3,5 miljoen. Dat zijn de tientallen steden die binnen Los Angeles County liggen (Anaheim, Cerritos, Long Beach, Pasadena enzovoorts); met nog eens 3,5 miljoen inwoners. En dat zijn verder delen van de aanpalende counties Orange, Riverside, San Bernardino, Ventura, en zelfs een stukje San Diego County; een gebied dat nog eens 7 miljoen inwoners telt. Dáárover heb ik het als ik over ‘L.A.’ praat – over een 50 tot 100 km brede randstad aan een 200 km lang strand waar in totaal 14 miljoen mensen wonen en werken. ‘Southland’ noemt men dit groot L.A. ook wel eens. Als het een autonome natie was zou Southland de vijftiende plaats innemen op de wereldranglijst, zo groot is de economische betekenis. Lucht- en ruimtevaart, electronica, financiën, entertainment (film, televisie, muziek, spel-software), communicatie, mode – dat zijn de industrieën van dit L.A. Het wordt de hoofdstad van de 20ste eeuw genoemd. In de visie van velen is het onbetwistbaar de hoofdstad van de massacultuur. De financiële hoofdstad van de Pacific Rim is een andere benaming. De hoofdstad van de derde wereld. Het meest terzake doend is wellicht de betiteling: hoofdstad van MexAmerica.

De term MexAmerica dook voor het eerst op in 1979. In een serie artikelen in de Washington Post werd betoogd dat het Noordamerikaanse continent niet als drie landen (inclusief de 50 staten van de VS) moest worden gezien. Nee, Noord-Amerika bestaat als je kijkt naar de sociologische kenmerken van de bevolking, naar de taalgebruiken, naar de eetgewoonten, de mode, de architectuur, het tempo van leven, en naar economische eigenschappen (grondgebruik en bodemschatten inbegrepen) uit negen landen met een geheel eigen historie en cultuur.

Deze Nine Nations – ik noem ze hier enkel en ga niet verder op hun grenzen en karakteristieken

in – zijn Ecotopia, The Bread Basket, The Empty Quarter, Quebec, New England, The Foundry, Dixie en The Islands, plus zoals gezegd MexAmerica. De historische grenzen tussen Canada, de VS en Mexico zijn historisch gezien grote onzin, politieke grenzen zijn onbetekenend, zo ongeveer werd het in de Post gesteld. “When you are from one of the nations, and you are in it, you know you are home.”  Een ietwat afwijkend standpunt maar wel helder is: “Home, in this century, is less where your heart is than where you understand the sons-of-bitches.”

De barrio

MexAmerica omvat het gehele noorden van Mexico, Zuid-Texas, heel New Mexico, een stukje Colorado, een dikke reep Arizona en vrijwel geheel Zuid-Californië. Het is een “unique bilangual, bicultural, binational regional entity on the borderlands. Nothing quite like this zone of interlocking economic, social and cultural interests can be found on any border of comparable length in the world.”

Dit is te meer bijzonder omdat het gaat over een technologisch hoogontwikkeld land en een ontwikkelingsland. De politieke grens tussen die twee is 3.200 km lang. Het prikkeldraad en de duizenden manschappen van de Border Patrol (‘La Migra’) hebben al lang niet meer tot taak de illegale immigratie van zuid naar noord te stoppen – nee, de opdracht is “to restrict it,” het in de hand te houden. De economieën aan beide kanten van de politieke grens profiteren in hoge mate van de status quo. Als er tegen het illegale grensverkeer gefulmineerd wordt is dat in het kader van het politieke schimmenspel, meer niet.

In de hoofdstad van MexAmerica, waar het volgens de vroegere gouverneur van Californië Jerry Brown bliksemt als het in Mexico dondert, is 40 procent van de bevolking van Mexicaanse afkomst. Spanish-Americans, zo worden ze aangeduid. Het Mexicaanse aandeel groeit, dit in tegenstelling tot het blanke deel van de bevolking dat snel verder zakt onder de 40 procent. Het percentage Aziaten neemt met sprongen toe (nu circa 10); het aandeel van de zwarte bevolking, de African-Americans, haalt de 10 procent niet meer.

De Mexicaanse wijk van de stad Los Angeles begint ten oosten van Downtown waar meer dan een miljoen, met illegalen mee mogelijk twee miljoen ‘zuidelijken’ hun barrio hebben. De geur, smaak, klank en kleur van Mexico overschrijdt echter alle lokale en regionale grenzen. Overal in L.A. hoor je Mexicaans-Spaans gesproken of Mexicaans-Amerikaans – ‘Spanglish’, een Spaans doorspekt met veel Amerikaanse woorden en gezegden, uitgesproken zonder de Amerikaanse haast.

De derde ontdekking die ik doe als ik opnieuw op verkenning ga in L.A. is een heel plezierige. De vele Mexicaanse invloeden tillen de stad verder omhoog uit het alledaagse. Het zijn niet alleen de muurschilderingen die ik overal zie, van de Virgen de Guadalupe (de maagd en het Lourdes van Mexico), van de strijd van de arme landarbeider, van de klim vanuit de derde wereld naar de welvaart, van de verleidingen van de welvaart en van heimwee naar het oude. Het is niet alleen het straatbeeld met de prachtige kleurrijke mannen en vrouwen. Het zijn niet alleen de Mexicaanse restaurants, hoe overvloedig aanwezig ook. Het gaat verder.

Het gaat véél verder. De Mexicaanse levenswijze wordt gekenmerkt door grote verdraagzaamheid en passief verzet. Mexicanen passen zich aan hun omgeving aan om daarmee in harmonie te leven. Daar tegenover staat de onmiddellijke en constante actie die het Amerikaanse leven beheerst. Amerikanen proberen de omstandigheden aan te passen aan hun behoeften, ze proberen altijd hun omgeving onder controle te krijgen. In L.A., zo ook in andere delen van MexAmerica, gaat ongemerkt een weldadige invloed uit van het Mexicaanse deel van de bevolking op met name hun blanke maar ook op hun Aziatische buren. De Mexicaanse aanwezigheid ‘verzacht’ op allerlei manieren en in tal van aspecten.

Zo zijn er binnen Mexicaanse families sterke banden. Er is familietrots. Hun gezinnen zijn werkelijk hoekstenen van de samenleving in het land waar het belang van het gezin dan wel van de daken wordt geschreeuwd maar dat toch vooral wordt gekenmerkt door één-ouder-gezinnen, verstoorde relaties en “alle vrijheden aan de kids.” De Mexicaanse bevolking van L.A. houdt het aantal geboorten goed in de hand, wat je niet kunt zeggen van de zwarte bevolking. De Mexicanen pakken van alles aan om vooruit te komen; ze zien er op toe dat hun kinderen studeren en maken van het volgen van een hogere opleiding een familiezaak, in het gezinsbelang. Dat kan niet langer worden gezegd van de African-Americans, helaas, net zo min als voor een flink deel van de blanke bevolking.

De Mexicaanse matige levenswijze en hechte gezinsstructuur hebben zich zó sterk geworteld dat ze het leven in de VS lijken te kunnen doorstaan. Sterker nog, het zijn beginselen en gedragingen die veelal overeind blijven ook als er, wat niets bijzonders is, gemengd wordt gehuwd of samengeleefd. Waarmee ik niet wil zeggen dat de Spanish-Americans geen gebruiken van de Amerikanen overnemen, alles behalve dat. Want: “The heart of the Mexican dream is Los Angeles,”  het L.A. zoals het was en is.

Oorlogsterrein

Eigenlijk hoor ik L.A. te verafschuwen, net zoals cocaine en drive-by killings. Iedereen die ik hoor elders in Californië, in San Francisco, in New York, en in het hele platteland daar tussenin, laat het me weten: “L.A., that is Beverley Hills boredom and ghetto gunfire.” Of iets dergelijks waaruit onbegrip, argwaan, angst, misschien jaloezie en vooral onwetendheid spreekt. Als ik volhoud kan ik op mijn speurtocht door L.A. inderdaad iets van een schotenwisseling horen. Op afstand. Het kan ook een ander geluid zijn.               South Central, Watts, Compton – dat zijn de wijken die geschiedenis maakten met hun opstanden, hun branden, de plunderingen van hun winkels, de slachtpartijen onder onschuldigen. Het zijn de wijken van de Crisps en de Bloods, gangs van grote omvang die ‘draaien op’ de handel in crack en soortgelijke rotzooi. Ik voel me bedreigd als ik door Watts rijd. Niet omdat de omgeving bedreigend is. Die lijkt in niets op het ghetto dat me is voorgespiegeld. De straten zijn ruim, overal groeien palmbomen, de zon schijnt, de huizen zijn van het type bungalow en staan naar Europese begrippen riant ver van elkaar. Toegegeven, de tuinen zijn verwaarloosd, veel huizen zouden de schilderskwast goed kunnen gebruiken, de auto’s voor de garages zijn op leeftijd, nog van het type gas guzzler. Maar in vergelijking met Watts is de benauwde Haagse Schilderswijk zelfs na de renovatie, is het oude Rotterdam-Zuid de werkelijke hel. Als ik me bedreigd voel in Watts is het omdat ik er vol vooroordelen geindoctrineerd op stap ben gegaan.

Jawel, de gangs zijn even reëel als de uitbarstingen, eens in de zoveel jaar. Maar als ik goed kijk zie ik dat de brandhaarden niet meer dan straathoeken zijn, blokken van enkele straten hoogstens – een stuk Hoefkade van de Schilderswijk om nog een Haagse vergelijking te trekken. Meer niet. Het oorlogsterrein is via de in L.A. alomtegenwoordige camera’s opgeblazen tot grotere proporties dan het in werkelijkheid heeft. De reiziger, zelfs de toerist, hoe blank ook, hoeft in Watts niet nog witter weg te trekken. Wat ik er wel constateer is hoezeer de zwarte bevolking achterblijft bij de anderen in L.A. Bij de Mexicanen. Bij de Koreanen. Bij de Vietnamezen, de Polen, de Indiërs, de Palestijnen. Die creëren eigen gemeenschappen die zichtbaar boomtowns zijn: Chinatown, Koreatown, Little Saigon. Die dragen hun kinderen op te presteren. Die zorgen voor een leefbare omgeving, voor ‘community spirit’ en ‘community care’.

De zwarte wijken zijn verwaarloosd, de bevolking is losgeslagen, ontgoocheld, arm, werkloos, weerloos, murw misschien. Ik ga geen oorzaken aanwijzen in de geschiedenis maar signaleer enkel dat het de African-Americans in doorsnee alles behalve goed gaat en dat ze verder wegzakken in het moeras terwijl om hen heen anderen alleen maar aan het klimmen zijn.

Toch is er in L.A. een grote zwarte middenklasse die groeit, al is het tergend langzaam. Er zijn welvarende zwarte wijken, Baldwin Hills bijvoorbeeld. In de hotels bij LAX loop ik veelvuldig tegen groepen hard aan hun positie sleutelende welvarende zwarten aan; o.a. daar houden ze hun professionele congressen, daar vieren ze hun bruiloften. Ze kleden zich formeler dan formeel in driedelige kostuums en in uitbundige mantelpakjes, ze dragen alle attributen van succes; ze doen zó merkbaar hun best om niet vereenzelvigd te worden met de verliezers van Watts dat het bijna ridicuul is, als het niet zo aangrijpend zou zijn. In het Hilton zie ik, anno 1997, in de lobby zittend, ‘s middags een ouder zwart echtpaar zoekend binnenkomen. Hij zet haar op een stoel vlak naast de ingang en gaat zelf op speurtocht uit in de bar. Zij zit op het puntje van haar stoel, een tasje stijf op haar knieën. Even, en hij komt naar buiten en wenkt haar: de kust is veilig, alle rassen vond ie aan de bar. Ook dat is L.A., hetzelfde L.A. dat ik elders aangeduid krijg als “the most laissez-faire of all cities in the world.” Dit is ontdekking nummer vier.

Alle rassen vond ie aan de bar, schreef ik zojuist. Dat kan nauwelijks anders in een stad waar 82 talen worden gesproken op de openbare scholen die voor veel blanke kinderen geen plaats hebben “omdat ze toch al Engels spreken.” Dat kan ook nauwelijks anders in een stad die in z’n lokale Bloemendaal, Beverly Hills, het Farsi als tweede taal heeft (sinds Khomeini c.s. de macht overnamen in Iran).

Als ik het zo bekijk, is de betiteling hoofdstad van MexAmerica misschien toch te beperkt en verdient L.A. het zoiets als de hoofdstad van de derde wereld te worden genoemd. Per slot van rekening steken tegenwoordig niet enkel de Noord-Mexicanen de Rio Grande over maar ook bewoners van zuidelijke provincies als Oaxaca, Chiapas en Campeche, om nog maar niet te spreken van de massa’s immigranten uit Honduras, Belize, El Salvador, Bolivia, Peru – landen die in ontwikkeling ver achterliggen bij Mexico. En het zijn niet alleen de Midden- en Zuid-Amerikanen voor wie L.A. het paradijs van de dromen is. Half Azië werpt zich op L.A.’s stoep, ook vriendelijker volk dan de ex-juntaleden die er een veilige haven vinden. In L.A. wonend beeldend kunstenaar Ed Ruscha zou wel eens gelijk kunnen krijgen met zijn voorspelling van jaren geleden dat L.A. ooit de ultieme collage zal worden, “a totally mixed world, whose mono-ethnic people are the future.”

Heiligschennis

Terug naar Tinseltown. De stad waar “everybody has briefly been Rita Hayworth’s business manager, or Jay Leno’s bodyguard, or Madonna’s gardener, or O.J. Simpson’s friend.” De stad waar iedereen wel iemand kent die vermoord is. De stad waar iedereen in zijn eigen droom gelooft terwijl men leeft zoals zovelen over de hele wereld dromen ooit te zullen leven. De stad zonder sociale grenzen (‘t is alleen de poen die scheidt), zonder historische ballast, zonder gevestigde hierarchieën.

Angelinos halen hun schouders op over historie maar geloven onvoorwaardelijk in trends. Ze praten en denken zoals ze leven, wisselen alsmaar van onderwerp, zich voortdurend verplaatsend. “No more fluid society ever existed.” In L.A. zijn heel veel mensen permanent 35 jaar. De al eerder aangehaalde Ed Ruscha zei ook eens: “L.A. is the ultimate cut-out cardboard town. It is full of illusions and it allows its people to indulge in all these illusions.”

Iedereen in L.A. werkt aan een filmscript lijkt het wel, in de tijd die ze over hebben tussen het zorgen voor een laag cholesterolgehalte en het zich zorgen maken over de prijzen van onroerend goed. In Woody Allen’s film ‘Annie Hall’ was de stereotype Beverly Hills party talk te horen: “Right now it is only a notion. But I think I can get money to make it into a concept and later turn it into an idea.” Wie geen scriptwriter denkt te zijn is wel auditioning voor een rol. Elke dag kan ik op zo’n vijfenzeventig lokaties verspreid over L.A. filmopnamen, shoots, meemaken. Tijdens mijn ontdekkingstochten door de stad passeer ik honderden gebouwen, parken, vergezichten, stranden en kruispunten waarvan ik als in een déja vu denk: waar ken ik dit van. Handige jongens bieden overzichten te koop aan van al die plaatsen waar ooit werd gefilmd en produceren dagelijks lijsten van de opnamelokaties van vandaag.

L.A. is fantasieland. Geen wonder – iedereen, zelfs de toevallige bezoeker, ziet er om zich heen sterren, of regisseurs, of producenten, van de ene dag op de andere als multimiljonairs uit het vergeetboek springen als hun produkt de markt verovert. Een film waarin 40 miljoen dollars werden geinvesteerd kan in de eerste week van vertoning een kwart daarvan terugverdienen, na zes, zeven weken quitte spelen en binnen een jaar na de première 60 miljoen dollar winst opleveren. Daarna komen dan nog de videorechten en de opbrengsten van televisievertoningen, wereldwijd. Het lukt natuurlijk ook wel eens niet maar dat helpt de spanning bewaren, dat houdt het leven in L.A. levendig en bevordert het (zo fascinerend om waar te nemen) nouveau riche gedrag. Zo gewonnen, zo geronnen, en niemand kan zeggen dat we geen lol hebben gehad voordat we weer blut waren.

L.A. is ook de stad waar ooit koningin Elisabeth heuglijk dineerde temidden van vertegen-woordigers van de entertainment industry. Haar gastheer was de al eerder genoemde gouverneur Jerry Brown wiens toenmalige vriendin, de zangeres Linda Ronstadt, aan een andere tafel de honneurs moest waarnemen. Toen de hoofdtafel het voorgerecht uitgeserveerd kreeg stond Ronstadt van haar tafel op en wandelde naar haar met de Queen in gesprek zijnde Jerry, leunde over diens schouder, viste een stuk kreeft van zijn bord en peuzelde dat goedkeurend grommend op. Daarna legde ze, o schaamteloze heiligschennis, een hand op de schouder van Elisabeth en vroeg belangstellend: “Are you doing all right, honey?” Waar gebeurd. L.A. is een exces, een mythe, een blijspel en een altijd sluimerende tragedie.

Het paradijs

Ik signaleerde al dat L.A. ook de hoofdstad van de 20ste eeuw wordt genoemd. Ja ja, dacht ik toen ik dat hoorde. Tot ik besefte dat deze benaming niet de zoveelste prollerige borstklopperij is. Er zit iets waars in. Immers, vanuit L.A. is ooit de toon gezet voor heel veel dat de Amerikaanse samenleving van na 1945 typeert en voor verrassend veel invloeden die een stempel hebben gedrukt op het leven in Europa, Australië en Zuid-Amerika en delen van Azië en Afrika. Over de betekenis van de film, de televisie, de muziek en de mode zal ik het nu niet hebben; er is zoveel meer.

In L.A. is niet alleen de fast food cultuur maar ook de fresh food manie ontstaan. Hoe je ook over dergelijke ontwikkelingen denkt, hun reikwijdte valt niet te ontkennen. In L.A. is de richting bepaald voor de vrijetijdskleding die de wereld draagt, voor de sportkleding. Het spreekt vanzelf dat ook de fitness cultuur in LA z’n oorsprong had; het joggen is er uitgevonden, het windsurfen en wat al niet. Maar dat is allemaal bijzaak. De belangrijkste bijdrage van L.A. aan de 20ste eeuw is de ontdekking, ontwikkeling, beproeving in de praktijk en perfectionering van wat zonder aarzeling een “major contribution to civilisation” kan worden genoemd: de suburb, de nieuwbouw buitenwijk inclusief de daarop aansluitende supermarkt, het winkelcentrum, de shopping mall, alles met elkaar verbonden door een net van op parkeerplaatsen eindigende wegen. Weerzinwekkend misschien, al die eenvormigheid, al dat asfalt met al dat blik, maar besef wel hoe het leven voordien was. De ontwikkeling van betaalbare systeembouw-woningen voor efficiënt geordende, dus saaie buitenwijken heeft sinds de vijftiger jaren ontelbare aantallen aardbewoners een beter leven gegeven. Een betere woonomgeving met meer voorzieningen, ruimte en privacy dan tot dat moment voor denkbaar was gehouden, met groen in de buurt, eigen tuinen, zwembaden zelfs.

In L.A. kreeg het stedelijk horizontalisme voor het eerst toepassing op massale schaal. De nabijheid van image factory Hollywood zorgde ervoor dat niemand kon ontgaan hoeveel goeds suburban life te bieden had. Zo ‘verkocht’ L.A. zijn leefwijze aan de rest van de wereld. Zoals met alle ontwikkelingen is er een keerzijde. In L.A. is men uiterst gevoelig voor status. Men verhuist er vaak, bij voorkeur steeds naar een betere wijk (om als het even kan in Beverly Hills te eindigen). Maar buurten gaan achteruit en er is eeuwig schaarste in de net wat betere wijken. Dat stuwt de prijzen omhoog. Gevolg: REA. Dat is een ernstige ziekte, ‘Real Estate Anxiety’. De psychische druk als gevolg van het niet in staat zijn een betaalbaar huis te vinden in de buurt waarvan je vindt dat je er thuishoort. Stress. Een gevoel van mislukking. Resultaat: “I feel inadequate in my earning power.” Nog meer stress. Nog harder werken, nog meer verdienen. Enzovoorts.

Maar er komt ooit een oplossing. Het optimisme van de inwoners van L.A. is onverstoorbaar, religieus bijna. Wie ik ook spreek, men is gepassioneerd bezig met verwachtingsvol naar de toekomst kijken. Natuurlijk komt raad, als er tijd komt. Natuurlijk is zo’n recessie iets tijdelijks. Natuurlijk komt er een Saab voor de deur. Natuurlijk beland je in Beverly Hills, eerst beneden, dan boven. Natuurlijk ………. . L.A. is de stad van de onverwoestbare hoop. Als L.A. vandaag het paradijs nog niet is, dan is het dat morgen wel. Dat voel ik, de toevallige bezoeker, ook. Dat voelt best lekker.

 

  1. Scott Fitzgerald schreef eens: “You can take Los Angeles” (hij sprak eigenlijk van Hollywood maar dat is niet meer dan een begrip), “You can take Los Angeles for granted like I did, or you can dismiss it with the contempt we reserve for things that we don’t understand. It can be understood, too, but only dimly and in flashes.” Van mij mag het ongrijpbare L.A. de paradijselijke hoofdstad van de 21ste eeuw worden. Nou ja, van het begin ervan dan.

 

Geraadpleegde literatuur engeciteerde bronnen: Charlie Haas in Esquire.  John Dimaggio in L.A. Times.  Joel Garreau, ‘The Nine Nations of North America’.  David Hickey in Texas Observer.  Carey McWilliams, ‘Southern California. An Island on the Land’.  L.L. Fernandez in Tucson Citizen.  .Jerry Hagstrom, ‘Book of America’.  Michael Caine, ‘What’s it all about’. Hugh Brogan, ‘History of the United States of America’.  F. Scott Fitzgerald, ‘The Last Tycoon’.